woensdag 15 november 2017

Gods moederliefde (Jesaja 49:14-26)


Gods moederliefde (Jesaja 49:14-26)

Jesaja 49:14-16 Maar Sion zegt: De Here heeft mij verlaten en de Here heeft mij vergeten. Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat ze zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet.
Zie Ik heb u in mijn handpalmen gegrift, uw muren zijn bestendig voor Mij. 

Wat zie ik?

In  vers 14 lezen we dus dat Sion zegt: De Here heeft mij vergeten.
Ook ik zeg dat soms wel eens bij mezelf als er moeilijkheden komen in mijn leven.

Zelf ben ik van kinderen beroofd (vers 21) en ben onvruchtbaar gebleven nu ik 68 jaar ben…ik heb veel gebeden opdat de Heer mij kinderen zou schenken en ooit dacht ik dat de Heer mij verliet of vergat…maar ik weet uit ervaring en vanuit mijn geloof en de Schrift dat de Heer mij niet vergeet (vs.15)!

Hij is altijd als een moeder voor mij en net zoals in vers 16 geschreven staat, mag ik weten dat Hij ook mij in Zijn handpalmen heeft gegrift. Hij heeft mij verlost en gebracht in het Koninkrijk van Zijn Zoon, in Zijn Licht en Hij bindt mij aan als zijn bruid  en doet mij aan als een sieraad.

Hij voedt en koestert mij en doet mij geen honger en dorst lijden, want Hijzelf is mijn levensbrood en levend water dat als een fontein uit mij springt tot in eeuwigheid.
Hij bestrijdt Zelf diegenen die mij verdrukken als er muren rondom mij worden opgetrokken.
Hij is bestendig bij mij! Hij vergeet mij zeker niet! Hij fluit mij tot Zich en wil dat ik naar Hem luister en Hem verwacht en mij voor Hem neerbuig. Hij wil geen “enge plaats” maar Hij wil ruimte om in te wonen (vers 20)! 

Iedere dag en zeker op zondag mag ik Hem gedenken, het offer dat Hij voor mij bracht aan dat ruwhouten kruis, maar Hij leeft vandaag en stond op uit de dood en gaf mij een nieuw leven en een nieuw denken, want Zijn kostbaar bloed heeft mij gereinigd en ik mag rondom mij kijken(vers 18) naar mijn broers en zusters in de Heer die ook “Zijn wil” willen doen en eveneens weten dat zij niet worden vergeten of verlaten door Hem die iedereen liefheeft!

Hij wil zijn volk, zijn kinderen steeds vergaderen zoals een hen haar kuikens beschermt en vergadert en onder haar vleugels kunnen ze schuilen als ze worden verdrukt of benauwd (Matt.23:37)!

Al de levenden mogen weten dat de Here De Verlosser, De Redder , De Machtige is van Israël. (vers 26)

dinsdag 14 november 2017

Ken de kracht van God (Matt. 22:23-33)


Matt. 22:22-33 Ken de kracht van God

Wat zie ik?

Ik zie hier dat enige Sadduceeën tot Jezus komen om Hem te ondervragen over de opstanding waarin ze eigenlijk toch niet geloven!

Waarin ligt dan hun kracht?  Het antwoord is hier duidelijk: als hun kracht niet ligt in hun geloof in de opstanding… dan zoeken ze de kracht in zichzelf.

Zo velen hier op aarde zoeken ook “kracht” om door te gaan als het moeilijk is, als er financieel tekorten zijn, als ze gepest worden enz.  Er zijn telefoonlijnen beschikbaar voor mensen die met zelfmoordplannen rondlopen of een speciale voor de jeugd die heet: “Awel” en onlangs vernam ik op TV dat deze laatste lijn dikwijls wordt ter hand genomen door jongeren i.v.m. de relatie tot hun ouders.

Als de ouders de “kracht” gaan zoeken bij God…kunnnen ze dat ook doorgeven aan hun kinderen. De vraag is of dat gebeurt! 

Hier in dit gedeelte gaat het over het O.T. gedeelte waar de vrouw telkens weer moest huwen met de broer van haar overleden man als er in dat gezin geen kinderen waren geboren. Dit gebruik van vroeger is op de dag van vandaag niet meer aanwezig, maar het gaat hier vooral over “de naam” die moest verder gezet worden door de nakomelingen. (Deut.25:6)

Dit maakt duidelijk waarin hun kracht lag: nl. in de naam zelf die niet mocht uitgewist worden uit Israël!

Voor de Sadduceeën geldt de wet: dood is dood. Maar de verzen 30 -32 laten zien waarover “de dood” gaat!

Ten eerste laat Hij hen duidelijk zien dat het er in de hemel anders aan toegaat dan hier op aarde. Daar wordt er niet gehuwd en ook niet ten huwelijk genomen. 

Ik weet dat het voor mij en voor allen die geloven gaat om de naam van Jezus alleen” want er is onder de hemel geen andere naam door wie wij kunnen behouden of gered worden! Hij alleen is de “Bruidegom” en de gemeente is “zijn bruid” … al diegenen die de naam: christen dragen zijn “de vrouw van Het Lam Gods”.

De kern van de Romeinenbrief is trouwens (hfst.1:16) Ik schaam mij het evangelie niet, want het is “een kracht Gods tot behoud” van ieder die gelooft. 

Jezus legt ten tweede vooral de nadruk op het feit dat God geen God van doden is, maar een God van levenden (vers 32)…terwijl hun gedachten en tevens hun vraagstelling dus gaan over het feit wat  er “na de dood” gebeurt.

Ze dwalen en kennen de “kracht” van het opstandingsleven niet.

Paulus schrijft in 1 Cor. 15:12) dat als er geen opstanding is, dan is ook ons geloof zonder inhoud, zonder kracht dus, maar dan zijn we nog in onze zonden!

De mens was oorspronkelijk toen hij geschapen werd niet bedoeld om te sterven, maar voor eeuwig te leven bij Hem! 

Johannes 5:39 spreekt ook hel duidelijk over het feit dat we de Schriften zo moeten onderzoeken, dat we de kracht moeten gaan zoeken bij Jezus Christus alleen, want niemand anders kan ons eeuwig leven schenken dan Hij. Hij wil dat we tot Hem gaan om gered te worden van onze zonden.  

Trouwens zijn naam Jezus betekent: Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. (Matt. 1: 21) 

Om te eindigen denk ik persoonlijk aan een zeer mooie tekst uit de Heilige Schrift nl. 2 Cor. 4:7

“Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons.”

Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als dienaren om Jezus’ wil. (2 Cor. 4:5)

 

 

Belastende vraag (Matt. 22:15-22)

 
Belastende vraag

Matt. 22:15-22

Wat zie ik?

In vers 15 zie ik dat de Farizeeën een strikvraag stellen om Jezus te strikken of om Hem m.a.w. in de val te lokken.
Spreuken 29:25 zegt: Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt is onaantastbaar.
We kunnen hieruit eerst en vooral concluderen dat de Farizeeën wel trachten Jezus bang te maken en leggen Hem dus een "belastende" vraag voor over "belastingen" die moeten betaald worden.
 
De Farizeeën hadden beter moeten weten dat Jezus reeds eerder had bewezen dat Hij betrouwbaar was...maar ze gingen Hem toch nog maar eens testen...met de vraag of het geoorloofd is aan de keizer belasting te betalen of niet?
 
Raar toch deze vraag daar de Farizeeën voordien in vers 16 tot de slotsom gekomen waren dat Hij waarachtig is en Gods weg in waarheid leert en dat Hij zich aan niemand stoort en de mensen niet naar de ogen ziet. Ze spreken Hem zelfs aan met "Meester"!
 
Speciaal toch dat we hier zien dat de Farizeeën niet zelf op Jezus durven toestappen maar ze sturen integendeel hun leerlingen en de Herodianen op Hem af. Blijkbaar zijn ze "bang" om Hem deze confronterende vraag te stellen!
Maar Jezus laat zich natuurlijk niet vangen of strikken. Hij doorziet reeds zelf op voorhand wat er in de harten van de mensen omgaat. Ze willen zich niet houden aan de wetten...niet aan die van God en ook niet aan die van de mensen en daarom confronteert Jezus zelf hen met "een wederzijdse vraag" waarop zij nu ook moeten antwoorden!
Spreuken zegt: antwoord een dwaas naar zijn eigen dwaasheid. En Paulus zei dat we moeten weten hoe we aan ieder het juiste antwoord moeten geven...ons spreken moet ten allen tijde aangenaam zijn!
En we zien dat Jezus hen nu op zijn beurt hen voor "een dilemma" plaatst door hen iets te laten zien: nl. een geldstuk. 
Maar er is meer! Jezus die hun valsheid daarmee doorziet, confronteert hen meteen ook met het beeld dat ze eigenlijk als schepselen zouden moeten dragen, want elke mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis...maar hoezeer beschadigt de mens toch "dat beeld" en wordt er ook niet betaald aan Hem waar Hij recht op heeft!
 
Geef aan God wat God toekomt en aan de keizer wat hem toekomt!
Dat is het juiste antwoord van Jezus!
Niemand is van zichzelf...maar van de Heer!
Hem komt toe alle lof en eer en hier confronteert  Jezus meteen ook mij!
 
Betaal ik of geef ik God wat Hem toekomt?
Geef ik mijn man waar hij recht op heeft? enz.
Ik merk bij mezelf dat ik ook faal!
 
Het stukje eindigt met het feit dat ze Hem verder ongemoeid laten en dan weggaan!
 
Maar ik ga niet bij Hem weg! Ik belijd mijn schuld aan Hem die voor mij reeds mijn zonden heeft betaald aan het ruwhouten kruis!
Hij betaalde in mijn plaats. Zijn bloed reinigde mij! Hij is mijn offerlam! Ik ga niet bij Hem weg...want waar zou ik naartoe gaan? Hij heeft woorden van eeuwig leven voor mij en voor elke mens die Zijn liefde heeft aanvaard!