Uithuiszetting
(bijbelleesrooster)
Neh.13:4-14
Nehemia
13:8 en 9 Ik was zeer ontstemd en wiep
al de huisraad van Tobia het vertrek uit. Op mijn bevel reinigde men de
vertrekken, en ik bracht het gerei van het huis Gods, het spijsoffer en de
wierook daarin terug.
Iemand
die uit zijn huis wordt gezet, vinden we natuurlijk wel erg. We kunnen ons dan
afvragen wat de oorzaak daarvan is. Soms is het door onhygiënische redenen
zoals teveel ongedierte bv. van vlooien en dan moet dat huis grondig ontsmet
worden en gereinigd. Soms is het doordat de mensen hun huis niet meer kunnen
afbetalen omdat ze te grote schulden hebben of door ziekte en dan worden hun
goederen in beslag genomen en moeten ze elders een onderkomen vinden. Soms is
het door oorlog of uitbuiting of overstromingen enz.dat mensen uit hun huizen
moeten vluchten.
In dit geval is de oorzaak van de
uithuiszetting van Tobia echter Eljasib, die een priester was en was aangesteld
om goed voor de vertrekken van het huis van God te zorgen, zodat alles volgens
de wet van Mozes zou geschieden…maar die zijn bloedverwant: Tobia, die een Ammoniet was en een vijand van Gods volk, enigszins voortrok.
Deze priester richtte voor hem een groot vertrek in, waarin van tevoren alles
wat bestemd was voor het huis Gods werd ondergebracht.
Dat
was niet naar de zin van Nehemia, die een grote ijver voor God en de wet bezat.
Nehemia smeet daarom al het huisraad van
Tobia uit dat vertrek en reinigde het daarna .
Onze
God wil niet dat we mensen voortrekken omdat ze familie zijn of een beter
voorkomen hebben of meer bezittingen enz. Wat dat betreft is er voor God geen
onderscheid, maar God ziet het hart aan van de mens en ziet of dat zuiver is.
Onze
Here Jezus Christus heeft betaald voor al onze ongerechtigheden en wij mogen
zelf “het huis van God” zijn, waarin Hij woont met zijn Heilige Geest als wij
Hem hebben aangenomen als onze Heer en Verlosser. Wij behoren wel dit huis rein
te houden!
In 2 Cor.6:18 en 7:1 staat geschreven:
Houdt
niet vast aan het onreine en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij
zult mijn zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige.
Daar
wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle
bezoedeling van het vlees en van de geest en zo onze heiligheid volmaken in de
vreze Gods.
In vers 14 zien we dat Nehemia bidt
tot God: Gedenk mij, mijn God, hierom en wis de weldaden niet uit, die ik aan
het huis van mijn God en aan zijn instellingen bewezen heb.
Nehemia had alles wat tijdens zijn
afwezigheid mis was gelopen aan het huis van God weer in orde gebracht. Hij vroeg
aan de leiders in vers 11:
Waarom
is het huis Gods aan zijn lot overgelaten? Ik bracht hen weer bijeen en stelde
hen op hun post.
Onze Here God wil dat we goed voor
elkaar zorgen en ieder die van God een taak heeft gekregen mag die uitvoeren
met liefde en onze God zal dan die liefde nooit vergeten, want dat kunnen we
lezen in Hebr.6:10
Want
God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten en de liefde die gij
voor zijn naam getoond hebt door de diensten die gij de heiligen bewezen hebt
en nog bewijst.
Ik bid dat ik steeds door mijn leven, mijn woorden en mijn daden, Hem groot mag maken en ervoor zorgen dat ik de liefde nooit vergeet, die Hij voor mij heeft getoond en Hem in alles trachten te gehoorzamen en iedereen die op mijn pad komt, lief te hebben zonder aanzien van de persoon, want God is dezelfde
voor iedereen.
mooie overdenking
BeantwoordenVerwijderen